Waarom een tweestatusstelsel een slecht idee is
Het éénstatusstelsel in het Nederlandse asielrecht is een belangrijke verworvenheid en de omvorming tot een tweestatusstelsel met als enige doel het beperken van gezinshereniging is niet alleen contraproductief, maar is ook nog eens in strijd met de rechten van het kind.
In de politiek wordt er met een zekere wanhoop gezocht naar mogelijkheden om het aantal asielzoekers te verminderen. De nieuwe proefballon om het aantal asielzoekers te beperken, is om bepaalde statushouders niet meer in aanmerking te laten komen voor gezinshereniging. Dit is mogelijk door gezinshereniging te beperken tot erkende vluchtelingen, en subsidiair beschermden (tijdelijk) het recht op gezinshereniging te ontzeggen. De EU-Gezinsherenigingsrichtlijn maakt het mogelijk om dit onderscheid te maken, omdat de richtlijn niet voorziet in een recht op gezinshereniging voor statushouders met subsidiaire bescherming. Hoewel de beperking van gezinshereniging mogelijk is, kleven er een aantal zwaarwegende nadelen aan. Hieronder betoog ik dat het zeer onverstandig zou zijn om een tweestatusstelsel in te voeren.
De beperking van gezinshereniging zal leiden tot complexere asielprocedures, terwijl de IND toch al overbelast is. Op dit moment krijgen asielzoekers aan wie vluchtelingenbescherming of subsidiaire bescherming wordt toegekend dezelfde asielstatus. Daardoor hebben asielzoekers die subsidiaire bescherming krijgen geen belang om door te procederen voor de ‘betere’ vluchtelingenstatus. Op het moment dat er wel een onderscheid gemaakt gaat worden tussen vluchtelingenbescherming en subsidiaire bescherming, zullen asielzoekers die subsidiaire bescherming krijgen waarschijnlijk in beroep gaan om alsnog als vluchteling te worden erkend. Dat zal zeker gebeuren als houders van subsidiaire bescherming niet of minder snel in aanmerking komen voor gezinshereniging. Daardoor zal de IND en de rechtspraak worden geconfronteerd met meer beroepsprocedures. Dit is al eerder gebeurd in Duitsland, waar de beperking van het recht op gezinshereniging door het differentiëren tussen asielstatussen heeft geleid tot tienduizenden procedures bij de rechter, waarvan het merendeel werd gewonnen door de statushouder. Omdat er in het Nederlandse asielbeleid toch al sprake is van een overbelasting van alle betrokken instanties, lijkt het mij niet verstandig om diezelfde kant op te gaan.
Bovendien is een absoluut verbod op gezinshereniging voor mensen met een subsidiaire beschermingsstatus niet mogelijk. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft herhaaldelijk benadrukt dat het recht op gezinshereniging valt binnen de reikwijdte van het recht op respect voor gezinsleven. Hoewel het Hof het niet onredelijk vindt dat – in het geval van een overbelasting van het asielstelsel door een toename van het aantal asielaanvragen – de lidstaten een wachtperiode van twee jaar hanteren, wordt de scheiding van gezinsleden naarmate de tijd vordert steeds problematischer en gaat het recht op respect voor gezinsleven dan steeds zwaarder wegen. Bovendien moet er altijd de mogelijkheid zijn voor de statushouder met subsidiaire bescherming om op basis van individuele omstandigheden toch in aanmerking te komen voor gezinshereniging. Naast meer beroepsprocedures in het asielrecht leidt een beperking van gezinsherenging tot ingewikkelde en langdurige gezinsherenigingsprocedures. Daar zitten zowel de IND als statushouders niet op te wachten.
In gevallen waarbij de statushouder dienst gezinsleden minderjarig is, is een beperking van gezinshereniging is in strijd met internationale kinderrechten. Het VN-Kinderrechtenverdrag bepaalt dat het belang van minderjarige kinderen een eerste overweging moet zijn bij alle besluiten over kinderen. Gezinshereniging van statushouders betreft vaak kinderen die in Nederland bescherming hebben gekregen, of kinderen die zijn achtergebleven in het land van herkomst of in een transitland. De beperking van gezinshereniging is niet in het belang van het kind. Bovendien verplicht het VN-Kinderrechtenverdrag om aanvragen tot gezinshereniging met welwillendheid, menselijkheid en spoed te behandelen (zie artikel 10 IVRK). Hier is op geen enkele manier sprake van bij het beperken van het recht op gezinshereniging. Nederland is partij bij het VN-Kinderrechtenverdrag en moet de verplichtingen uit dat verdrag serieus nemen. De invoering van een tweestatusstelsel met het oog op het beperken van gezinshereniging is in strijd met internationale kinderrechten.
Maar het meest fundamentele argument tegen het tweestatusstel is dat de voorgestelde beperking van gezinshereniging zal zorgen voor een onnodig langdurige scheiding van gezinsleden. Vluchtelingen en subsidiair beschermden hebben dezelfde behoefte om samen te leven met naaste familie. Het onderscheid tussen beide groepen is arbitrair. Daarom moedigt de Europese Commissie de lidstaten juist aan om subsidiair beschermden ook het recht op gezinshereniging te verlenen. In een rapport van de Raad van Europa wordt het Nederlandse éénstatusstelsel opgevoerd als best practice. De basis hiervoor is de inschatting van de IND dat het éénstatusstelsel bijdraagt aan een vereenvoudiging van de asielprocedure, een vermindering van de administratieve last en het voorkomen van vertragingen. Een langdurige scheiding van gezinsleden belemmert bovendien de integratie van statushouders. Het gezinsherenigingsbeleid moet erop gericht zijn om gezinnen zo vlug mogelijk bij elkaar te brengen.
Politieke druk om het aantal asielzoekers te verminderen leidde vorig jaar tot de invoering van een wachtperiode voor gezinshereniging. Na veel kritiek op deze maatregel oordeelde Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de wachtperiode onrechtmatig was. Nadat de hoogste bestuursrechter strijdigheid met onder meer de Vreemdelingenwet 2000 en de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn vaststelde, paste de staatssecretaris zijn beleid weer aan. Het voorstel tot invoering van een tweestatusstel in het asielrecht is een nieuwe poging om het aantal asielmigranten te verminderen door het recht op gezinshereniging te beperken. Het voorstel om op deze manier gezinshereniging, en daarmee het aantal asielzoekers, te beperken creëert onterecht het beeld dat de politiek daadwerkelijk knoppen heeft om het aantal asielaanvragen te beïnvloeden. Het idee dat Nederland door een beperking van het recht op gezinshereniging minder aantrekkelijk zou worden voor asielzoekers is onterecht. Vergelijkbare initiatieven in andere lidstaten hebben geenszins het effect gehad dat het aantal asielaanvragen significant is gedaald, maar hebben juist geleid tot meer procedures. Het éénstatusstelsel in het Nederlandse asielrecht is een belangrijke verworvenheid en de omvorming tot een tweestatusstelsel met als enige doel het beperken van gezinshereniging is niet alleen contraproductief, maar is ook nog eens in strijd met de rechten van het kind.
0 Comments
Add a comment